Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet inkomstenbelasting 2001

 

Artikel 4.16 Fictieve vervreemdingen
1
Onder vervreemding van aandelen of winstbewijzen wordt mede verstaan:
a
het inkopen van aandelen;
b
het afkopen en inkopen van winstbewijzen;
c
het betaalbaar stellen van liquidatie-uitkeringen;
d
het van rechtswege worden van aandeelhouder of houder van winstbewijzen in een andere vennootschap indien vermogen van de vennootschap waarin de belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft, onder algemene titel overgaat op een andere vennootschap. De vorige zinsnede is van overeenkomstige toepassing op een belastingplichtige die een aanmerkelijk belang heeft in een vennootschap waarvan vermogen onder algemene titel overgaat op een andere vennootschap en die van rechtswege houder wordt van rechten om aandelen in of winstbewijzen van de andere vennootschap te verwerven;
e
de overgang onder algemene titel alsmede de overgang krachtens erfrecht onder bijzondere titel;
f
het brengen in het vermogen van een onderneming of het tot het resultaat uit een werkzaamheid gaan behoren;
g
het niet langer aanwezig zijn van een aanmerkelijk belang;
h
het anders dan door overlijden ophouden binnenlands belastingplichtige te zijn, hieronder begrepen de situatie waarin de belastingplichtige voor de toepassing van de Belastingregeling voor het Koninkrijk of een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting wordt geacht geen inwoner van Nederland meer te zijn;
i
het verlenen van een koopoptie.
2
Indien een aandeel of winstbewijs wordt vervreemd, wordt degene die slechts is gerechtigd tot de voordelen daaruit geacht zijn gerechtigdheid ook te hebben vervreemd, tenzij die gerechtigdheid tot dat aandeel of winstbewijs in stand blijft.
3
Indien aandelen of winstbewijzen op grond van artikel 4.11 tot een aanmerkelijk belang behoren, worden deze aandelen of winstbewijzen geacht te zijn vervreemd indien de belastingplichtige daarom verzoekt.
4
Een tot een aanmerkelijk belang behorend genotsrecht wordt geacht te zijn vervreemd indien het genotsrecht eindigt.
5
Met het betaalbaar stellen van een liquidatie-uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt gelijkgesteld het voor rekening van de belastingplichtige voortzetten van de onderneming van de vennootschap waarin de belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft, in het kader van de ontbinding van die vennootschap met toepassing van artikel 14c, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •